|
Het Wilhelmus behoort tot de 16e eeuwse geuzenliederen. Het moet ontstaan zijn tussen 1568 en 1572. De juiste datering is niet bekend, maar onderzoek (dr. A.C. den Besten, Leiden 1983) wijst op een ontstaan in de voorzomer van 1570. Ook de auteur is niet met absolute zekerheid aan te wijzen. Zeer waarschijnlijk is dat Marnix van St. Aldegonde geweest. Deze Van St. Aldegonde, vriend en dienaar van Willem van Oranje, is een interessante figuur in onze geschiedenis. Hij was geleerde en letterkundige, studeerde rechten en theologie (o.a. bij Calvijn en Beza in Genève). De overgang van de prins en het gehele Dillenburgse gezin naar het calvinisme schijnt door hem bewerkt te zijn. Het Wilhelmus is een
naamdicht (acrostichon). Dat wil zeggen dat de beginletters van de strofen
tezamen een naam vormen, in dit geval Willem van Nassov (oude spelling).
Willem van Oranje Nassau, ook wel genoemd Willem de Zwijger of de Vader
des Vaderlands, leidde de opstand tegen Spanje. Hij werd in 1584 in Delft
vermoord door Balthasar Gerards. Toch is de naam van wezenlijk belang: Het Wilhelmus is een Prinse-lied, het presenteert de Prins van Oranje zichzelf als geestelijke verzetsheld. Het lied staat dan ook in de ik-vorm. Opbouw In het gedicht ligt ook de associatie Nederland en het Koninkrijk Israël opgesloten, en zelfs die van een herder (de herder David) en zijn schapen die in grote nood zijn (de Goede Herder). Het lied is, zo blijkt ook, op veel plaatsen geïnspireerd door de psalmen. Het is zelf een soort afgeleide psalm geworden, een boven zijn eigen tijd uitstekend geloofslied. Als het Wilhelmus gezien wordt als een propagandalied (Oranje's leiderschap wordt er namelijk in verdedigd), dan nog is het er één met een diep religieuze achtergrond. Voor de opbouw van het gedicht zijn ook de voorschriften van de retorica van groot belang geweest. De retorica stond in de 16e en 17e eeuw in hoog aanzien. De retorische principes waren niet alleen van belang voor hoe je een redevoering moest opbouwen, maar ook hoe je gedichten moest samenstellen en zelfs hoe je muziekwerken moest componeren. Die 16de-eeuwse retorica regels zijn in het Wilhelmus perfect toegepast. Valerius
Adriaen Valerius was notaris en schepen (één van de burgemeesters van Veere). Hij was, in zijn liederen, zoals Schulte Nordholt dat uitdrukt, een dichter van vooral het gemeenschapslied. Veel van de vaderlandse liederen zoals in 'Kun je nog zingen, zing dan mee', zijn van de hand van Valerius. De melodie
De oudste notatie van de melodie komt voor in 'Deuchdelyche solutien', uitgegeven in Antwerpen in 1574. De notatie van Valerius in 1626 wijkt sterk af van vroegere notaties, maar is nagenoeg dezelfde melodie die wij nu nog algemeen zingen. Dat is eigenlijk jammer, want de oudere versie heeft een sterkere melodie. Het Volkslied
'Wien Neerlands bloed' is nooit uitgegroeid tot het Nederlandse volkslied. Iedereen bleef het Wilhelmus gebruiken. Vooral tijdens de strubbelingen tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden (met de onafhankelijkheid van Belgie in 1831 als gevolg) werd het lied mateloos populair in het noorden. Later werd het Wilhelmus zelfs bij officiële gelegenheden gebruikt zoals de kroning van Wilhelmina in 1898. Pas op 10 mei 1932 kwam een einde aan de verwarrende situatie en werd het Wilhelmus het officiële Nederlandse volkslied, op de wijs van Valerius. Gelukkig, want met dat 'van vreemde smetten vrij' in 'Wien Neerlands bloed' hadden we tegenwoordig nog heel wat problemen kunnen krijgen. |
Het Wilhelmus |